“‘t Is nieuwjaar overal, ‘t zijn weer nieuwe dagen, die rijzen in de oost, met ‘t jonge zonnelicht; al ‘t oude zij voorbij, en vrij van plagen, zo weze uw levensloop voortaan weer ingericht. Dus wensen wij, die u van harte wel beminnen, dat ‘t nieuwgeboren jaar, vandage en elke dag, die God u leven laat, van buiten en van binnen, gelijk een kruidenkoek, vol zoetheid wezen mag.” (uit de bundel: Nagelaten gedichten, 1 januari 1894)